Dit moet je weten over plantenvoeding

De basiselementen die een plant nodig heeft om te leven en te groeien zijn water, licht en CO2, de drie elementen die bij de fotosynthese een hoofdrol spelen. Als goede plantenouder zorg je dus voor voldoende water en licht voor je planten. Maar daarnaast gebruikt je plant ook allemaal mineralen die in de grond zitten. Met zijn wortels haalt een plant deze uit de potgrond. Die mineralen ondersteunen de groei van je plant en hebben allemaal een ander doel; sommige zorgen voor de ontwikkeling van bloemen, andere voor de stevigheid van de stam of de groene kleur van de bladeren.

De drie belangrijkste elementen die in plantenvoeding zitten zijn stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K). Daarnaast zitten er vaak nog extra ondersteunende elementen in de plantenvoeding, zoals magnesium en calcium. Al deze stoffen hebben een ander doel en als er iets mist, werkt dat de groei en gezondheid van de plant tegen.

In de natuur wordt deze voeding voortdurend aangevuld: bladeren die op de grond vallen worden verteerd en omgezet naar stoffen die de wortels op hun beurt weer op kunnen nemen. In jouw huis gebeurt dat niet, want de potgrond heeft niet zo’n rijk bodemleven en de gevallen blaadjes haal je meestal weg. Daarom moet je er op een andere manier voor zorgen dat je plant toch voldoende voedingsstoffen krijgt en dat kan met plantenvoeding.

Een tekort aan voeding kan op verschillende manieren zichtbaar worden. Één van de eerste tekenen is dat je plant niet meer goed groeit, terwijl het wel groeiseizoen is. Als je dus een plant hebt die het hele jaar niet groter wordt, ook niet tijdens de lente en de zomer, kan het best zijn dat er te weinig voedingsstoffen in de grond zitten. Maar je plant kan ook verkleuren, dan wordt het blad geel of bruin. Soms ziet nieuwe groei er bij een gebrek aan voedingsstoffen vervormd uit, of de nieuwe groei blijft heel klein. Te weinig voeding kan er ook voor zorgen dat je plant te weinig energie heeft om te gaan bloeien. In meer extremere gevallen kan je plant zijn bladeren laten vallen. Als je zeker weet dat je voldoende water geeft en de plant ook het juiste licht krijgt, maar toch blad laat vallen, dan is te weinig voeding meestal de oorzaak. Je plant kan door een gebrek aan voedingsstoffen minder weerbaar worden en is daardoor vatbaarder voor infecties en beestjes. Kortom: je plant kan een beetje zielig worden. Gelukkig kan een plant hier vaak wel van herstellen, en fungeert de plantenvoeding als een extra shot vitaminen waarmee je plant er weer zin in krijgt.

Er zijn verschillende soorten plantenvoeding, in vloeibare vorm, in staafjes, plantenvoeding voor orchideeën of universele plantenvoeding. Hierin kun je dus verschillende keuzes maken.

Universele plantenvoeding is geschikt voor al je kamerplanten, alleen orchideeën hebben een heel specifieke andere voorkeur. Verder kun je kiezen tussen staafjes of vloeibare voeding. Staafjes stop je één keer per 8 weken in de grond en daarna hoef je er een tijd niet naar om te kijken. In deze tijd breken de staafjes langzaam af en worden de voedingsstoffen door je plant opgenomen.

Zelf vind ik het fijn om vloeibare plantenvoeding te gebruiken. Je kunt dan per plant afstemmen hoeveel voeding je geeft. Bij de meeste soorten plantenvoeding verdun je 5 of 10 ml voeding in een liter water, op de verpakking controleer je de juiste verhouding. Maar omdat niet elke plant even hard groeit, hebben ze ook niet allemaal evenveel voeding nodig. Een langzame cactus kan bijvoorbeeld met veel minder af dan een snelle banaan. Door vloeibare voeding te gebruiken, kun je net iets meer of net iets minder aan specifieke planten geven en zo zorgen voor optimale voeding. Zo geef ik cactussen en vetplanten een kwart van de aanbevolen hoeveelheid en een banaan de maximale hoeveelheid.